Solderen

Solderen is het verbinden van twee metalen delen met behulp van een ander metaal, dat een lager smeltpunt heeft. De te verbinden metalen smelten daarbij niet. Het metaal dat de verbinding tot stand brengt is het soldeer.

Het soldeerwerk dient zodanig te worden uitgevoerd dat de soldeer goed heeft gevloeid en dat aan de minimum eisen voor de doorvloeibreedte wordt voldaan, dat wil zeggen:
– Voor verticale soldeernaden (bijv. HWA-buizen) en soldeernaden van kopschotten en andere hulpstukken volgens NEN-EN 612 min. 4 mm.
– Voor horizontale en schuin lopende soldeernaden (overlapnaden) min. 10 mm.

Men dient bij voorkeur gebruik te maken van een soldeerbout met een gewicht van meer dan 500 gram, die op de juiste temperatuur wordt gebruikt (350-400 °C).

Voor het solderen van het merendeel van de naden in zinkwerk geeft een bout met een vlakke zool in een breedte van 10-15 mm de beste resultaten. Slechts voor moeilijk bereikbare plaatsen kan men een bout met andere vorm inzetten met een min. gewicht van 350 gram en een zool van 5 mm breedte. Voor de vorm van de soldeerbouten zie afbeelding 8.1.

Regelmatig onderhoud is van levensbelang voor de levensduur van een soldeerbout. Het koperoxide van de bout dient telkens verwijderd te worden. Sterk ingevreten bouten moeten opnieuw worden gesmeed. De koperoxiden en vloeimiddelresten op de zool van de bout verwijderen met behulp van een salmiaksteen. Dit gebeurt door de op werktemperatuur gebrachte bout met de zool op een salmiaksteen heen en weer te bewegen.