Felssysteem

Algemeen

Bij een felsdak worden platen zink in de lengterichting met zogenaamde staande felsverbindingen aan elkaar verbonden. De materiaaldikte bedraagt 0,80 mm. De toelaatbare baanbreedte wordt bepaald door de windbelasting en de hoogte van het dak. De standaard baanbreedten variëren van 330 mm tot 530 mm. De maximale baanlengte bedraagt 10 meter (thermisch werkgebied: 20 mm).

Systemen bij felsdaken: De felsverbinding kan bestaan uit een enkele of dubbele verbinding. Een enkele verbinding heeft een minder goede waterdichtheid en mag daarom pas worden toegepast op daken met een hellingshoek vanaf 25°.

De metalen dakbedekking wordt met behulp van klangen op de ondergrond vastgezet. Deze klangen worden op de ondergrond vernageld en in de verbinding meegefelst. Om uitzetting van de bedekking mogelijk te maken worden fixeer-(vaste) en schuifklangen gebruikt.

Met de fixeerklangen wordt de bedekking over een lengte van 1 meter gefixeerd. Op de overige lengte van de dakbaan worden schuifklangen aangebracht. De plaats van de fixeerklangen is afhankelijk van de hellingshoek van het dak. In tabel is het verband tussen de plaats van de fixeerklang en hellingshoek weergegeven. De kruisjes in de afbeelding is de plaats van de fixeerklang.

Toepassingsgebied

Met het felssysteem wordt een waterdichte bekleding gemaakt voor daken en gevels met een hellingshoek vanaf 3°, bij voorkeur vanaf 7°. 
Het felssysteem biedt de mogelijkheid om een dak of gevel snel en efficiënt met NedZink te bedekken. Dit is te danken aan het feit dat gewerkt kan worden met geprefabriceerde banen en machinaal felsen, waardoor het felsen met de hand tot een minimum beperkt wordt. De voorgeprofileerde felsbanen worden standaard geleverd en op de bouw met een enkele of dubbele fels machinaal of met de hand aan elkaar gefelst. Behalve rechte banen worden ook gebogen voorgeprofileerde felsbanen geleverd. De banen worden door middel van vaste en schuivende klangen, zie detail 4.1.9 en 4.1.10, bevestigd aan het onderliggende dakbeschot.

De vaste klangen fixeren de felsbaan en de schuivende klangen maken expansie in de lengterichting mogelijk. Voor de juiste plaats van de klangen zie onder Montage. Het felssysteem biedt alle mogelijkheden voor aansluitingen en overgangen naar andere systemen en bouwelementen.

Gereedschap

Naast het gebruikelijke zinkwerkersgereedschap zijn o.a. een dubbel-enkelfelstang, een druipkantzettang en een druipkantsluittang nodig.

Ondersteuning

Het felsdak moet volledig ondersteund worden door een dakbeschot. Wij adviseren dit dakbeschot te maken van ongeschaafde houten delen met een dikte van 23-25 mm zonder messing en groef. De houten delen worden met kieren tot ca. 5 mm aangebracht. Bij dakhellingen boven 40° mogen kieren tot een breedte van 100 mm worden toegepast (zie detail 3.1.5). Een dakbeschot van dakplaten is ook toelaatbaar, mits deze dakplaten geen agressieve stoffen bevatten die zink kunnen aantasten.

ZoomMontage

Aftekenen

Het aftekenen begint vanuit de as van het dakvlak. Van daaruit worden links en rechts de werkende breedten afgetekend. Aan de zijkanten is altijd een overhangend deel nodig voor de randafwerking.
Indien mogelijk moet men bij dakdoorbrekingen zo weinig mogelijk felsnaden onderbreken. Zo wordt optimaal gebruik gemaakt van machinaal felsen.

Expansie

Door uitzetten en krimpen als gevolg van temperatuurwisselingen mogen de baanlengten maximaal 10 m zijn. Bij een langere dakhelling is een expansievoorziening nodig. De uitvoering hiervan is afhankelijk van de dakhelling.
Ter plaatse van de expansievoorziening wordt een gedeelte van de profilering weggeknipt, anders ontstaat een te dikke fels.

Aanbrengen van de felsbanen

  • Het leggen van de felsbanen gebeurt van links naar rechts of andersom volgens de aftekening op het beschot. Maar voordat de eerste baan gelegd wordt, start men het aanbrengen van de voetaansluiting. Een voorbeeld is de druiprand-voetaansluiting in detail 4.1.12. De eerste felsbaan wordt met voldoende overstek (2,5 cm) over de druiprand gelegd.
    Omdat de eerste gelegde baan een zijaansluiting moet vormen zal deze meestal geen volledige baanbreedte hebben. Is de baan ingehaakt, dan worden de vaste en schuivende klangen aangebracht. De plaats van de vaste klangen is afhankelijk van de dakhelling.
    Voor de afstand tussen de klangen bij verschillende baanbreedten en dakhoogten wordt verwezen naar onderstaande tabel:

    materiaaldikte 0,80mm

    Breedte van de zinkbaan*

     

    Aantal klangen per m² en
    hun onderlinge afstand in mm.


    Dakhoogte

    Dakgedeelte

    20 – 100m

    middenvlak

     

    randbanen

    8 – 20m

    middenvlak

     

    randbanen

    0 – 8 m

    middenvlak

     

    randbanen

    500 mm

    530 mm

    8 – 250

    8 – 210

    8 – 250

    8 – 210

    5 – 400

    5 – 330

    6 -330

    6 – 280

    5 – 400

    5 – 330

    5 – 400

    5 – 330

Is de eerste baan gelegd en zijn de klangen geplaatst, dan wordt de volgende baan zijdelings zonder zijwaartse kracht gelegd met voldoende overstek. Echter, moet er meer dan één baan gelegd worden van dakvoet tot nok, dan wordt eerste de hele baan vanaf de voet tot de nok aangebracht en aangesloten volgens. Daarna weer vanaf de voet verder gaan met de volgende baan.

Ligt deze baan op zijn plaats, dan weer de vaste en schuivende klangen aanbrengen, zoals hiervoor beschreven is. Gebruikelijk is om het dak eerst dicht te leggen met de felsbanen en ze daarna achter elkaar te felsen. Om te voorkomen dat de banen weg kunnen waaien, wordt éénmaal per meter ter plaatse van een klang de fels dichtgeknepen met een enkelfelstang tot een enkele fels.

ZoomZijn alle banen gelegd, dan wordt met de elektrisch aangedreven felsmachine de open felsnaad dichtgeplooid. De eerste 20 cm van de felsnaad wordt met de hand dichtgefelst om de felsmachine te kunnen starten. De felsmachine kruipt zelf langs de felsnaad omhoog of naar beneden en uit veiligheidsoverwegingen wordt een touw rondom de motor bevestigd.

Om de voetaansluiting af te werken moet de onderzijde van de felsbaan worden ingeknipt en omgezet. Om een strakke lijn te maken wordt er een rechte aftekenlijn aan de onderzijde op de banen gesmet. Daarna kan er ingeknipt worden.

Langs de gesmette lijn wordt met een druipkantzettang een eerste haakse omzetting gemaakt, die vervolgens met de druipkantsluittang wordt dichtgezet, zie detail 4.1.12. Een andere voetaansluiting is de druiprand met platgeslagen fels, die weinig wordt toegepast.

  • Nokaansluiting: om de nokaansluiting te maken wordt de fels platgeklopt met de open naad naar beneden. Detail 4.1.16 en 3.5.4 toont details van een nokaansluiting voor een geïsoleerd dak met een ventilerende spouw. 

Is er onvoldoende ruimte dan wordt de stuikmethode volgens detail 4.1.19 toegepast.
Hierbij wordt het voorgevormde felsprofiel plaatselijk teruggebogen tot een recht opkanting.

  • Zijaansluiting: voor de randafwerking wordt het Titaanzink van de eerste en de laatste baan opgezet tegen een houten opstand, b.v. een roeflat.
    Deze randbanen kunnen vooraf of op het dak op de gewenste breedte worden aangebracht en omgezet voor de aansluiting tegen de houten opstand.
    De opgezette rand is minimaal 55 mm hoog. De constructie is te zien in detail 4.1.31 en 4.1.32.
    Met een profiel naar eigen keuze wordt de roeflat afgedekt. Zowel de deklijst van de houten randopstand als de opgezette rand van de zijbaan worden met min. 3 klangen per meter vastgezet.
  • Muuraansluiting: een voorbeeld van een muuraansluiting staat in detail 4.1.34.
    Ook hierbij moet gezorgd worden voor een ventilatie-opening.
  • Dakdoorbrekingen: hierbij worden de technieken gebruikt zoals bij de nokafwerking, zijaansluiting en voetaansluiting. Het Titaanzink mag niet strak om de dakdoorbreking aangebracht worden. Er moet ruimte blijven voor uitzetten en krimpen van de dakbedekking.
    Detail 4.1.37 en 4.1.37 toont een voorbeeld van een schoorsteen in een dak.
  • Hoekkeper: een roeflat vormt de scheiding tussen de twee dakvlakken. De schuine aansluiting van de felsbaan op de roeflat komt overeen met de nokaansluiting zoals in detail 4.1.33. Een roefkap dekt de roeflat af.
    De hoogte van de opgezette rand tegen de roeflat is minimaal 55 mm loodrecht gemeten op de lijn van de hoekkeper. Detail 4.1.39toont de uitvoering in Titaanzink.
  • Hoekkil: de kilgoot vormt de ingesloten hoek van twee dakvlakken. De onderzijde van de felsbaan wordt schuin afgeknipt en omgezet. Deze omzetting haakt in de dubbele aanhaking die in lengten van bijvoorbeeld 1 meter op de kilgoot gesoldeerd zijn.
    De kilgoot zit d.m.v. klangen bevestigd aan het onderliggende beschot. Zie detail 4.1.36. De afstand ‘a’ tussen de aanhakingen is afhankelijk van de dakhelling a volgens de vergelijking:

    55
    a = ——
    sin a
    a  = 15° —– a = 200 mm
    20° —– a = 160 mm
    25° —– a = 130 mm
    30° —– a = 110 mm
    35° —– a = 100 mm
    40° —– a =  90 mm
    45° —– a =  80 mm

Is de dakhelling kleiner dan 15°, dan moet een bakgoot in de kil aangebracht worden,
zie detail 4.1.35. De minimale diepte hiervan is 12 cm.